Juridisch nieuws

De juridische dienst van L.I.A stelt u hier en op uitdrukkelijk verzoek grondige juridische analyses ter beschikking, zodat antispecistische activisten onder meer het strafrechtelijke en financiële risico van een voorgenomen actie kunnen inschatten.

De juridische dienst van L.I.A. staat ter beschikking van haar leden voor alle juridisch advies en risicoanalyse volgens een APA-benadering: voor, tijdens en na de actie.

De juridische dienst van L.I.A. staat volledig tot uw beschikking om u te adviseren bij uw verdediging, de link te leggen tussen u en uw advocaat en u te begeleiden in de complexe wereld van de rechtbanken en hoven.

Bovendien staat de juridische dienst van de L.I.A. tot uw beschikking om te onderhandelen over de afwikkeling van eventuele financiële schade waarmee haar leden te maken zouden kunnen krijgen, en om vragen van haar leden te beantwoorden die uitsluitend verband houden met haar maatschappelijk doel.

Deze diensten zijn beschikbaar tegen een financiële vergoeding in de vorm van een donatie op de bankrekening van de L.I.A., waarvan de tegoeden uitsluitend worden gebruikt om de verwezenlijking van haar maatschappelijk doel te financieren.

In de loop van 2017 hebben leden van de vzw Animal Rights, met maatschappelijke zetel in Gent, die als hoofddoel heeft dierenmishandeling te bestrijden, ingebroken in het slachthuis Verbist in Izegem om daar op strategische plaatsen camera’s te plaatsen waarmee het slachten van dieren in het geheim kon worden gefilmd. Dezelfde leden van de vzw braken enkele dagen later opnieuw in om de zorgvuldig verborgen camera’s terug te halen.

De beelden die door deze camera’s werden opgenomen, brachten overtredingen van de Belgische en Europese wetgeving inzake het slachten van landbouwhuisdieren aan het licht, evenalshet bestaan van overtredingen van de Belgische en Europese wetgeving inzake hygiëne in de slachtinstallaties. Animal Rights heeft deze beelden vervolgens doorgegeven aan de Vlaamse Inspectie voor het Welzijn van Dieren, die op haar beurt het parket in te lichten. Het is dus het parket zelf dat heeft besloten E.E.G. SLACHTHUIS VERBIST IZEGEM NV & VERBIST voor de bevoegde correctionele rechtbank te vervolgen.

De lessen die uit dit arrest kunnen worden getrokken, zijn talrijk en waardevol. Ze hebben met name betrekking op het belang om gerechtelijke stappen te ondernemen voor een vzw die de bescherming en het welzijn van dieren in haar statuten heeft opgenomen; de toelaatbaarheid voor de strafrechter van bewijsmateriaal dat in strijd met verschillende wettelijke bepalingen is verkregen (Antigone-jurisprudentie met betrekking tot de toelaatbaarheid van onrechtmatig bewijsmateriaal onder bepaalde voorwaarden); het recht van een vzw om in strijd met de wet te handelen om bewijs te verzamelen van schendingen van wettelijke bepalingen wanneer de vzw geen andere middelen heeft om dit resultaat te bereiken. Het Hof benadrukt ook andere belangrijke lessen voor antispecistisch activisme.

Dit arrest is ongetwijfeld een beslissing van het grootste belang, die het activisme dat geworteld is in burgerlijke ongehoorzaamheid zeer interessante perspectieven biedt, die niet alleen de vervolging van personen die de wettelijke bepalingen inzake dierenbescherming en dierenwelzijn overtreden, vergemakkelijken, maar ook de overtredingen van activisten onder bepaalde voorwaarden rechtvaardigen.

Een gerechtelijke beslissing van het grootste belang voor iedereen die van mening is dat hij geen andere mogelijkheden heeft om bepaalde dieren in gevaar effectief te beschermen dan door acties te ondernemen die op het eerste gezicht illegaal lijken op basis van de geldende wettelijke bepalingen.

De volledige analyse op uitdrukkelijk verzoek

Om iemand te veroordelen voor een strafbaar feit volgens het Belgische strafrecht, moeten in principe twee voorwaarden vervuld zijn: ten eerste moeten de feiten waarvoor de persoon wordt vervolgd, voldoen aan de bestanddelen van het strafbare feit zoals opgenomen in het strafwetboek, dit is het materiële element. De tweede voorwaarde is dat het parket de schuldige opzet aantoont, d.w.z. het morele element, ook wel de opzet genoemd.

De materiële elementen van het strafbare feit bestaan hoofdzakelijk uit de elementen die objectief in de tekst van de wet zijn opgenomen. Het morele element is wat men de schuldige opzet noemt. Om het strafbare feit vast te stellen, moet de dader van de als diefstal gekwalificeerde handeling zich er volledig van bewust zijn geweest dat hij iets stal dat aan iemand anders toebehoorde en dat hij ook daadwerkelijk de intentie had om dat ding te stelen.

Het is echter mogelijk dat in bepaalde gevallen een persoon niet wordt veroordeeld, ook al zijn de materiële elementen van het strafbare feit aanwezig en is er ook sprake van opzet. Het strafrecht houdt rekening met het feit dat iemand in uitzonderlijke omstandigheden een strafbepaling kan overtreden zonder dat er een strafrechtelijke sanctie wordt opgelegd. Deze omstandigheden kunnen het gevolg zijn van rechtvaardigingsgronden, verzachtende omstandigheden en ten slotte van gronden voor niet-toerekenbaarheid.

Het vonnis van de 16e correctionele kamer van de rechtbank van eerste aanleg van Luik van 14 december 2023 in de zaak JADOUL, DUCHESNE, BOZARD / het Openbaar Ministerie is in dit opzicht zeer interessant, omdat het eerst een onderscheid maakt tussen de juridische gevolgen van een rechtvaardigingsgrond en een excuusgrond. Vervolgens onderzoekt de rechter grondig de impact, in termen van excuusgrond, van het gebruik van de vrijheid van meningsuiting voor een duidelijk politiek doel, en dit in het licht van de uitgebreide jurisprudentie van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens.

In dit geval worden de drie verdachten vervolgd voor diefstal en poging tot diefstal van drie reclamebanners met betrekking tot elektrische auto’s, met het oog op oneigenlijk gebruik ervan in het kader van hun ecologisch politiek activisme.

Dit vonnis biedt fenomenale perspectieven op het gebied van burgerlijke ongehoorzaamheid, aangezien het mogelijk maakt te stellen dat het doel van de als illegaal beschouwde handelingen niet was om de strafwet te overtreden, maar om een onrechtvaardige situatie aan de kaak te stellen.

Op basis van de jurisprudentie van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens inzake vrijheid van meningsuiting voerden de beklaagden een baanbrekende verdediging om aan te tonen dat de schuldige opzet, die nodig was voor hun strafrechtelijke veroordeling, niet was aangetoond.

In deze zaak was het volgens hen nooit hun primaire bedoeling geweest om de strafwet te overtreden, maar veeleer om de leugens van de auto-industrie aan de kaak te stellen.

De rechtbank volgde hen en legde geen straf op. Een boeiend vonnis dat serieuze verdedigingsmiddelen biedt op het gebied van burgerlijke ongehoorzaamheid.

De volledige analyse op uitdrukkelijk verzoek.

Een uitzonderlijk strafproces vond plaats voor de 6e correctionele kamer van de rechtbank van eerste aanleg van Charleroi in het najaar van 2024.

Oordeel zelf: 33 verdachten werden vervolgd voor vermeende criminele samenzwering, vernieling van roerende goederen (jachtuitkijkposten) en diefstal van roerende goederen (dieren). Zij riskeerden zware strafrechtelijke en civielrechtelijke vervolging. Er waren 19 burgerlijke partijen: jagers en verschillende jachtadviesraden. Er werd een schadevergoeding van meer dan 300.000 euro geëist. De feiten dateren van 2018 tot 2020.

In deze zaak was de strafrechtelijke vervolging gebaseerd op de bijzondere status van dieren in het Belgische recht. Hoewel sommige dieren volgens de regionale wetgeving inzake dierenwelzijn en -bescherming als wezens met gevoel worden beschouwd, gaat het Belgische burgerlijk wetboek er nog steeds van uit dat dieren in hun juridische verhoudingen met de wereld om hen heen moeten worden gelijkgesteld met roerende goederen.

33 burgers kwamen in opstand tegen deze rechtsstaat en probeerden de rechtbank uit te leggen dat op basis van recente ethische, wetenschappelijke en ethologische ontwikkelingen die hun bewustzijn aantonen, dieren niet langer als roerende goederen moeten worden beschouwd, maar als wezens met bewustzijn, en dat hun enige vermeende bedoeling niet strafbaar en schuldig was, maar juist bedoeld was om hen essentiële hulp te bieden om een onmiddellijk gevaar te voorkomen.

De medeverdachten waren bovendien van mening dat als de dieren door de wetgever zouden worden erkend voor wat ze werkelijk zijn, er uiteraard geen sprake zou zijn van strafbare feiten, maar van onmisbare hulp aan individuen die in levensgevaar verkeerden. De vermeende handelingen zouden dan slechts een uiting zijn van de vrijheid van politieke meningsuiting, die absoluut wordt gewaarborgd door artikel 10 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden. De jurisprudentiële inzet is enorm.

In dit buitengewone proces hebben de medeverdachten en hun advocaten alle nuttige verdedigingsmiddelen aangevoerd: afwezigheid van moreel element, rechtvaardigingsgrond in verband met de absolute noodzaak om in te grijpen, vrijheid van meningsuiting en politieke intentie.

Hoewel de rechtbank de medeverdachten niet heeft gevolgd in hun verdedigingsmiddelen, hebben de rechters mogelijkheden gecreëerd om, onder de in het vonnis voorgeschreven voorwaarden, de feiten hun strafbaar karakter te ontnemen.

De volledige analyse op uitdrukkelijk verzoek

Het arrest van het Hof van Cassatie werd gewezen naar aanleiding van het beroep dat was ingesteld tegen het arrest van het Hof van Beroep te Gent van 20 oktober 2023, dat de klacht met burgerlijke partijstelling van een vereniging ter verdediging en bescherming van de rechten van niet-menselijke dieren ontvankelijk had verklaard.

Het Hof van Cassatie heeft dit gunstige arrest vernietigd op grond van het volgende: Het Hof van Cassatie oordeelde dat: “in zijn motivering om de burgerlijke vordering ontvankelijk te verklaren, het Hof van Beroep, weliswaar heeft vastgesteld dat de vereniging een collectief belang nastreefde dat zich onderscheidt van het algemeen belang en dat met name bestaat in de verdediging van in gevangenschap levende dieren en de bescherming van dieren tegen menselijke wreedheid, mishandeling en misbruik, maar niet heeft aangetoond dat dit maatschappelijk doel gericht is op de bescherming van de mens en de fundamentele vrijheden zoals erkend in de Grondwet en de internationale rechtsinstrumenten die België binden “.

Artikel 17, lid 1, van het Gerechtelijk Wetboek bepaalt dat ”De vordering kan niet worden toegewezen indien de eiser niet bevoegd is of geen belang heeft om deze in te stellen”. Deze bepaling vereist dat de persoon die zich burgerlijke partij stelt, een eigen belang heeft, dat wil zeggen een persoonlijk en rechtstreeks belang.

Volgens het Hof van Cassatie, en hier komen we bij de kern van de controverse: “Een rechtspersoon heeft alleen een eigen belang om schadevergoeding te eisen voor een schade die bestaat uit hetzij materiële schade als gevolg van een aantasting van zijn vermogen, hetzij morele schade als gevolg van een aantasting van zijn naam of reputatie. Behalve in geval van specifieke conventionele of wettelijke bepalingen, heeft een rechtspersoon dus geen eigen belang alleen omdat een overtreding afbreuk doet aan een collectief belang dat zij krachtens haar statuten tracht te behouden of te bevorderen“.

Volledige analyse op uitdrukkelijk verzoek

Wat zegt de Belgische wetgeving inzake huurovereenkomsten over de aanwezigheid van een huisdier?

De volledige analyse op uitdrukkelijk verzoek

De volledige analyse op uitdrukkelijk verzoek

De volledige analyse op uitdrukkelijk verzoek

De volledige analyse op uitdrukkelijk verzoek

De volledige analyse op uitdrukkelijk verzoek